Wij hebben diverse volken in ons bezit. De verzorging en het slingeren van honing vind altijd plaats in eigen beheer.
De honing wordt koud geslingerd. Hier word niets aan toevoegd, en daarom is onze honing dan ook púúr natuur.
Onze honingbij leeft in een samenwerkingsverband van één koningin, tienduizenden werkbijen en enkele honderden darren (de mannetjes). De darren zijn er alleen
gedurende het gedeelte van het jaar waarin de voortplanting moet plaatsvinden. Uit telwerk is gebleken dat er maximaal zo'n 42.500 bijen in een volk zitten.
Zowel de koningin als de werkbijeren zijn vrouwtjes. Deze worden geboren uit bevruchte eitjes. Echter, alleen de koninging kan zelf ook weer bevruchte eitjes leggen. De darren worden geboren uit onbevruchte eitjes. Alleen de larfjes die speciaal voedersap krijgen worden een koningin.
werkbij (links), dar (midden) en koningin (rechts)
De werkbijen maken voor de aanstaande koninging speciale cellen als zijnde 'kamertjes', maar als er onverwachts iets met de koninging gebeurt kan het volk ook een nieuwe koningin maken uit een larf van een bevrucht eitje in een gewone cel. Dan passen ze gewoon de cel aan en wordt het een koninginnenkamer.
Over het algemeen worden de werkbijen in de natuur gezien. Het zijn namelijk de werkbijen die opzoek gaan naar nectar, stuifmeel, water en propolis. De koningin
blijft meestal thuis, en de darren zijn vooral geïntresseerd in jonge onbevruchte koninginnen en in een verblijfplaats bij een bijenvolk (wat ook een andere mag zijn dan waarin ze geboren
zijn).
Werkbijen gaan over het algemeen niet verder dan 3 km van het volk vandaan. De actieradius van een dar kan wel tot 7 km per vlucht zijn.
De koningin staat centraal in het voortbestaan van een bijenvolk. Zij kan als enige bevruchtte eitjes leggen.Daarnaast scheidt de koningin een stof af dat van belang is in verschillende processen binnen het volk. Een koningin kan gemiddeld 5 jaar oud worden. Gaat het niet goed met de koninging? Dan gaat het ook niet goed met het volk. Het volk zal dan de oude koning vervangen.
In enkele situaties kan het gebeuren dat een werkbij eitjes gaat leggen. Normaal gesproken wordt het ontstaan hiervan tegen gehouden door de stof die de koningin uitscheidt.
Ook als wel bevruchte eitjes zijn kan het nog fout gaan doordat er (nog) geen darren zijn aan het eind van de herft/winter of het begin van de Lente. Een nieuwe
koningin moet immers wel bevrucht worden. Darren overwinteren namelijk niet. Aan het eind van de herst worden ze uit de bijenvolken geweerd.
Tussen het leggen van een eitje en het weer doodgaan van de werkbij ligt in de zomertijd een periode van 9 weken.
Naarmate de buitentemperatuur onder de 8 graden komt, kruipen de bijen dichter bij elkaar. Ze vormen dan een wintertros. In de tros proberen de bijen samen de temperatuur op 20 graden te
houden. Hun brandstof is de voorraad opgeslagen honing.
In de winter gaan er meer bijen dood dan dat er nieuwe bijkomen. Het volk krimt. Na de korste dag begint de koningin weer steeds meer nieuwe eitjes te leggen, maar pas rond 1 april komen er
dagelijks evenveel bijen bij, als dat er winterbijen doodgaan. Dan groeit het volk dus weer. Dat kan zeer snel gaan, zodat het volk in mei of juni gereed is om zich op te delen tot meerdere
volken. Deze opdeling wordt 'zwermen' genoemd.